Schola Catharina

 

Ontwikkelingen:

Graduale Triplex


 

     Nadat de gezangen eerst alleen mondeling werden doorgegeven, verschijnen in de negende eeuw de eerste notaties, die zich in latere eeuwen tot een volledig notenschrift ontwikkelen. Allerlei nuances gingen daardoor echter verloren; er werd namelijk alleen nog maar toonhoogte opgeschreven, terwijl in de oude handschriften juist dynamische gegevens werden genoteerd. Door diepgaand musicologisch onderzoek van juist die oudste handschriften (semiologie) is het mogelijk geworden veel van de oorspronkelijke dynamiek terug te vinden. Hoogtepunt in deze ontwikkeling is de uitgave van het Graduale Triplex in 1978, door de monniken van Solemnes in Frankrijk, waarin zowel de melodische notaties (toonhoogte) als de oudste voornamelijk dynamische notaties (toonduur, expressie) worden weergegeven.

 

     Een voorbeeld uit het Graduale Triplex staat hieronder (en op de home-pagina van deze site, waar het tevens hoorbaar is): de communio 'Qui vult venire':

boven de quadraatnotatie (de notatie op vier lijnen die de toonhoogte aangeeft) staat een 10e eeuws handschrift uit Laon (Frankrijk); onder de quadraatnotatie staat een 12e eeuws handschrift uit Einsiedeln (Zwitserland).

 

Wie Mij wil navolgen, laat hij afzien van zichzelf: en zijn kruis dragen, en Mij volgen. 

     Die oudste notaties worden neumen genoemd. Deze neumen staan in de oudste  handschriften boven de tekst, en zonder lijnen (in campo aperto).

 Om toonhoogte aan te geven is men begonnen met één lijn in te voeren, die één vaste toon aangaf, waaromheen de neumen gegroepeerd werden. Later werden dat twee lijnen, en dat is uitgegroeid tot vier lijnen, zodat men toonhoogte precies kon aangeven.

Daarbij ging men steeds meer volledig in losse noten noteren in plaats van in groepjes.

Op deze wijze van notatie  kon zich de meerstemmigheid ontwikkelen: men ging 'noot-tegen-noot' (contrapunt)  zingen.

De hele westerse muziek is hieruit voortgekomen.

 

Heleen Keller.




Home