Schola Catharina



2e Zondag van de Veertigdagentijd

Introitus (Ps 26, 8-9)
Tibi dixit cor meum, quaesivi vultum tuum; vultum tuum, Domine, requiram: ne avertas faciem tuam a me. Naar U gaat mijn hart uit: U wil ik zien, uw gelaat, Heer, wil ik aanschouwen. Verberg mij uw aanschijn niet.
Tussenzang (Ps. 26):
Dominus illuminatio mea, et salus mea: quem timebo? De Heer is mijn licht, en mijn heil: wie zou ik vrezen?
Graduale (Ps. 82, 19.14)
Sciant gentes quoniam nomen tibi Deus: tu solus Altissimus super omnem terram. Deus meus, pone illos ut rotam, et sicut stipulam ante faciem venti. Laat de volkeren beseffen, dat uw Naam God is; Gij alleen zijt de Allerhoogste over heel de aarde. Mijn God, maak hen tot een werveling en als kaf voor de wind.
Tractus (Ps., 59, 4.6)
Commovisti Domine terram, et conturbasti eam. Sana contritiones eius, quia mota est. Heer, Gij hebt de aarde geschokt en geschud. Herstel haar scheuren, want zij wankelt.
Ut fugiant a facie arcus, ut liberentur electi tui. Laat uw uitverkorenen ontkomen aan de boog, opdat zij worden bevrijd.
Offertorium (Ps. 118, 47.48)
Meditabor in mandatis tuis, quae dilexi valde: Overwegen zal ik uw geboden, die ik zeer bemind heb;
et levabo manus meas ad mandata tua, quae dilexi. en mijn handen opheffen naar uw geboden, die ik heb liefgehad.
Communio (Mt. 17, 9)
Visionem quam vidistis, nemini dixeritis, donec a mortuis resurgat Filius hominis. Spreekt met niemand over wat ge hebt aanschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan.
Tussenzang (Ps. 44, 2ab):
Eructavit cor meum verbum bonum: dico ego opera mea regi. Opgetogen verkondigt mijn hart het goede woord: ik zing mijn dichtwerken voor de koning
Tussenzang (Ps. 44.3, 2,5):
Speciosus forma es prae filiis hominum, diffusa est gratia in labiis tuis, propterea benedixit te Deus in aeternum. Uw schoonheid gaat boven die van mensen uit, gratie ligt op uw lippen, daarom heeft God u gezegend voor eeuwig.